Leef ik volgens de bijbelse Tien Geboden? Goeie vraag. Tien vragen zelfs, die Dagblad Trouw me stelde. En die ik naar alle eerlijkheid beantwoordde. Mooi moment om acht jaar na de dood van Jennifer mezelf eens even in de spiegel te kijken.
Tim Overdiek (Tilburg 1965) was sportjournalist, correspondent en adjunct-hoofdredacteur bij NOS Nieuws. In 2009 kwam zijn vrouw na een verkeersongeluk om het leven. Eind 2010 verscheen Overdieks dagboek ‘Tranen van Liefde’. In 2015 begon hij aan een opleiding tot therapeutisch coach. Vorige maand opende hij zijn eigen praktijk. (Trouw, zaterdag 13 november. Tekst: Arjan Visser, foto: Mark Kohn)
I Gij zult de Here uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten
“Als je ouders het zeggen, als het je op school wordt geleerd, ja, dan is het kennelijk waar: God bestaat, zo is de wereld ontstaan en op zondag horen we met z’n allen naar de kerk te gaan. Ik werd misdienaar, deed klusjes in de pastorie. Ik deed met alle rituelen mee, maar zonder het ware geloof, zonder de overtuiging. In de loop der tijd ging het instituut, met al die conservatieve opvattingen, me steeds meer tegenstaan. Het grappige is dat ik uiteindelijk wel in de kerk ben getrouwd. Jennifer – geboren in Brooklyn, New York, net als ik het vierde van vijf kinderen – kwam ook uit een katholiek nest. We wilden ons huwelijk een spiritueel tintje mee geven, ja, beetje schijnheilig misschien, maar we deden het vooral uit respect voor onze ouders.
Ik heb wel iets moois aan mijn christelijke opvoeding overgehouden: het idee van de naastenliefde. Of, zoals Jennifer het altijd zei: ‘Be kind to animals, be kind to others.’ Als dát je lukt, waar heb je dan nog een katholieke kerk of zelfs een God voor nodig? Het is een prachtige, maar niet altijd even makkelijke opdracht geweest. Vooral niet in de eerste maanden na haar dood.”
II Gij zult de naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken
“Ze werd op donderdagmiddag aangereden. Door een motoragent. Midden op een zebrapad, terwijl het licht voor haar op groen stond. ‘s Avonds zeiden de doktoren nog dat ze het na een goeie nacht zeker zou redden, maar in de vroege ochtend van de volgende dag werd ik gebeld dat ik onmiddellijk naar het ziekenhuis moest komen. Dit kan ik me nog zo goed voor de geest halen: hoe ik, op weg naar het AMC, aan één stuk door met mijn vuist tegen het dak van mijn auto sloeg. ‘Dit gaat niet gebeuren, godverdomme! Dit gaat niet gebeuren, godverdomme!’ Het had niets met God te maken. Het was onmacht, radeloosheid, woede en het paste allemaal precies in dat ene woord: godverdomme. Een paar uur later stierf ze. Op 24 oktober 2009. Ze was pas 41 jaar oud. Ze was mijn vrouw. De moeder van Sander en Eamonn, onze twee jongens, toen twaalf en negen jaar oud.”
III Gij zult de dag des Heren heiligen
“In ons laatste jaar samen, toen we – na een huwelijkscrisis die mede was veroorzaakt door het feit dat ik op een monomane manier met mijn werk bezig was – uit het dal waren gekropen, begon het pas echt tot me door te dringen waarom ik eigenlijk nooit rustig aan had willen doen. Natuurlijk, ik was blij dat ik ergens goed in bleek te zijn en maakte een geweldige carrière in de journalistiek, maar wat ging er er werkelijk in mij om? Wie was ik? Wie was ik nou echt? Meer dan twintig jaar… Zo lang heeft het geduurd voordat ik stil durfde te blijven staan, voordat ik de pijn kon voelen die ik sinds mijn dertiende had weggedrukt.”
IV Eer uw vader en uw moeder
“Mijn vader werd tijdens de oorlog, als negentienjarige, in Duitsland te werk gesteld. Hij verloor zijn eerste vrouw aan kanker, bleef achter met drie jongens, hertrouwde met mijn moeder, kreeg nóg twee zonen, had een weinig liefdevol huwelijk, werd ziek en overleefde een tweede hartaanval niet. Hij werd 55 jaar en één week oud, precies dezelfde leeftijd als zijn eigen vader.
Ik was dertien. Het klinkt belachelijk, dat weet ik wel, maar toch: ik voelde me opgelucht toen hij was doodgegaan. Mijn vader had een vreselijk zwaar leven achter de rug. En voor ons was het ook niet makkelijk geweest. Hij was namelijk manisch depressief en we wisten nooit in welke stemming we hem zouden aantreffen. Altijd op je hoede zijn: daar gaat behoorlijk veel energie in zitten. Na zijn dood was ik vrij. De druk om te presteren viel weg. Er brak een vrolijke tijd aan – ik gooide er op school met mijn pet naar – omdat er toch niemand was die mij tot de orde riep. Mijn moeder was vooral bezig met het hoofd boven water te houden. Over mij maakte ze zich geen zorgen: Tim is slim, die komt er wel.
Na Jennifers dood is mijn zelfonderzoek begonnen. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Wie was de man om wie ik nooit had gerouwd? Ik zag overeenkomsten tussen onze levens – ook al is het voor hem allemaal veel heftiger geweest. Dat zag ik nu pas: man, wat heb ij een kut-leven gehad… En mijn moeder, mijn diepgelovige, katholieke moeder: hoe heeft zij het gerooid, in haar eentje? Dit was niet het leven dat ze, als jong meisje, in gedachten had gehad. Ze wilde non worden, is ook twee keer het klooster ingegaan, maar het lukte haar uiteindelijk toch niet om te wennen aan de strengheid van moeder-overste. Via de pastoor kwam ze in contact met mijn vader, die net weduwnaar was geworden. Ze maakten kennis en trouwden binnen een jaar. Ze zag het als haar goddelijke plicht om voor mijn vader en zijn drie jongens te gaan zorgen. Moeilijke jaren met een grillige, veeleisende man, een tijd waarin ze ook nog eens moest zien te verwerken dat het haar niet was gelukt om de bruid van Christus te worden. Ze heeft het volgehouden door in verbinding te blijven met God en de kerk. Na de dood van mijn vader is ze hertrouwd. Toen ze, na een mooi huwelijk, ook die man verloor, besloot ze in het klooster Sint Jozefoord in Nuland te gaan wonen. Ze heeft er een kamer op de lekenafdeling, met een kapelletje aan het einde van de gang. Zo kan ze, op haar manier, dicht bij God zijn en zich voorbereiden op het leven na de dood. Ik vind het prachtig om te zien hoe ze dit – op haar vijfentachtigste, in de winter van haar leven – allemaal heeft georganiseerd. Daar maak ik een diepe buiging voor. Goed gedaan, moeder. Echt. Goed gedaan.”
V Gij zult niet doden
“Geen wraak, geen haat, geen woede. Geheel in de geest van Jennifer die er een boeddhistische levensstijl op na probeerde te houden. Die motoragent heeft mijn vrouw gedood, maar hij is geen moordenaar. Ik heb het Sander en Eamonn ook voortdurend voorgehouden: wij gaan deze man niet haten.
De jongens waren erbij toen het gebeurde. Ze liepen met z’n allen naar het park, om Elsa, de hond, uit te laten. Sander kwam erachter dat Elsa haar speeltje had laten vallen. ‘Gaan jullie alvast maar vooruit,’ zei Jennifer. Een paar minuten later: de knal. Ze holden terug. Zagen hun moeder liggen. Er stond een agent over haar heen gebogen. Zijn motor lag een paar meter verderop. Hij zag de jongens en riep: ‘Wegwezen hier!’ Geen idee dat het háár kinderen waren, natuurlijk… We hebben hem ontmoet, na de rechtszaak. Iedereen was in tranen. Sander zei tegen hem: ‘Ik haat jou niet. Ik haat wat je hebt gedaan.’
Hij had roekeloos gehandeld, moest vervolgd worden, zijn straf krijgen. Dood door schuld. Daarna was het klaar, daarna kon ik hem vergeven, precies zoals Jennifer dat zou hebben gedaan. Dat wil niet zeggen dat ik geen woede meer voel, maar die is niet tegen hem gericht. Het is woede om de situatie. Dat ze daar dood lag te gaan, dat ik het in mijn eentje moet zien te rooien, dat mijn jongens hun moeder zijn kwijtgeraakt. We rouwen nog altijd om haar. Zoiets gaat nooit voorbij. Het blijft onverteerbaar dat Jennifer er niet meer is.”
VI Gij zult geen onkuisheid doen
“Over seks werd bij ons thuis niet gesproken. Blote tieten op tv? Onmiddellijk wegzappen. Toen er op donderdagmiddag, na schooltijd, seksuele voorlichting werd aangeboden, waren mijn ouders daar ook geen voorstanders van. Uiteindelijk mocht het, op voorwaarde dat ik thuis alles zou vertellen wat ik op school had gehoord. Tijdens die eerste les werd alles benoemd: erectie, penetratie, orgasme – alles wat daar zo’n beetje bij komt kijken. Ik vond het wel interessant, maar toen ik naar huis fietste, werd ik steeds zenuwachtiger: hoe ga ik dit aan mijn moeder vertellen? Weet je dat ik die beklemming nu wéér voel? Daar stond ik, als elfjarig ventje, tegenover mijn ouders. Nou, zeg het maar jongen. Ik barstte meteen in huilen uit. Mijn moeder zei: ‘Ik kan wel zien dat deze middag je overstuur heeft gemaakt. Zullen we daar maar niet meer naartoe gaan?’
Het spijt me te moeten zeggen – best pijnlijk dat mijn moeder dit moet lezen, maar goed, ze weet het wel – dat ik behoorlijk onzeker het pad van de liefde ben ingeslagen. Ik had geen idee wat ik moest doen, wat ik kon verwachten. Wat ik vooral ik niet wist: hoe het is om werkelijk intiem te zijn met iemand. Zoiets hadden mijn ouders mij, tijdens hun huwelijk, in ieder geval niet voorgedaan.”
VII Gij zult niet stelen
“Als je niets hebt, ga je stelen. Daar heb ik geen problemen mee. Liever niet van mij natuurlijk, maar toch: toen de dief van mijn TomTom werd gepakt, voelde ik eigenlijk alleen maar medelijden. Wat heb je voor een leven als je dit soort dingen moet gaan doen? In overdrachtelijke zin denk ik bij zo’n gebod vooral aan wat mij al dan niet toekomt. Heb ik hier recht op? Als ik terugdenk aan het moment waarop ik, eind 1994, voor de liefde, voor Jennifer – met twee katten en vijftienduizend gulden – naar New York ging, voel ik wéér die trots: hoe ik, zonder iemand te bestelen of anderszins te benadelen, door keihard te werken een toekomst wist op te bouwen.”
VIII Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen
“Hier heb ik met Sander vaak semantische discussies over gevoerd. Als ik hem iets vraag, geeft hij niet altijd antwoord. Soms kom ik er later achter wat hij heeft gedaan en dan beticht ik hem ervan tegen me te hebben gelogen. Waarop hij zegt: ‘Nee, hoor, ik heb er gewoon voor gekozen om je niet alles te vertellen.’ Daar is geen speld tussen te krijgen. Toch? Ik doe in zekere zin precies hetzelfde. Als ik in het jaar na Jenn’s dood zei dat het goed met me ging, verzweeg ik misschien wel dat ik de hele nacht had liggen janken. Ik weet niet of ik na haar overlijden eerlijker ben geworden; ik ben sowieso nooit iemand geweest die per se wil zeggen ‘waar het op staat’. Ik geloof wel dat ik meer rekening met anderen houd; dat ik minder snel mijn oordeel klaar heb.”
IX Gij zult geen onkuisheid begeren
“We hadden een huwelijk met allerlei pieken en dalen. De laatste crisis, een jaar voor haar dood, heeft ons allebei wakker geschud. We kochten een huis – het huis waar ze nooit zou gaan wonen – en we maakten weer plannen. Dit zeiden we tegen elkaar: we hebben nog een mooie toekomst samen, met de kinderen, met z’n allen. Het klinkt misschien gek, maar ik ben blij dat het zo is geëindigd en dat ze niet in die moeilijke periode is verongelukt. Ze was zó ontzettend gelukkig toen ze stierf, gelukkig met zichzelf, met ons, met haar werk… Dat is de vrouw die nu in mijn gedachten voortleeft.
De vrouw die op een dag, lang geleden, nog even snel de telefoon opnam. Ze had eigenlijk willen vertrekken. Voor het spitsuur, in New York. Het was een journalist die belde, helemaal uit Holland. Ze raakten aan de praat, ze hielden niet op met praten. Op een dag stuurde ze hem een fotorolletje: ‘Voor als je wil weten hoe ik eruit zie.’ Hij haastte zich naar de 1-uur-service. Wachten, wachten, wachten en daar was ze: een mooie vrouw, een leuke vrouw. Kordaat type. Niet veel later schreef ze: ‘Mag ik een keer op de vrijdagmiddag-borrel komen waar jij het steeds over hebt?’ Ze kwam. Ze bleef. Twee jaar later gingen ze samen terug naar de VS… afijn, wat ik maar wil zeggen is: als Jennifer die dag de telefoon niet had opgenomen had ik zoveel mooie jaren moeten missen en waren die twee prachtige jongens van ons er nooit geweest.”
X Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort
“Een paar maanden na haar dood zag ik twee duiven in het park en ik betrapte mezelf er op dat ik dacht: moet je die twee zien, zíj wel! Die jaloezie kwam voort uit gemis; het is niet zo dat ik die twee duifjes hun geluk misgunde. Ik gun iedereen alles. Als ik terugdenk aan mijn carrière in de journalistiek, dan zie ik fanatisme en bewijsdrift, maar ik heb nooit iets over de rug van anderen bereikt. Ik ben nog steeds ambitieus, maar er is wel een verschil: vroeger wilde ik altijd de beste worden en nu wil ik de beste worden die ik kan zijn.
Eind 2016 besloot ik de journalistiek te verlaten. Ik wilde meer tijd hebben voor de kinderen, een boek schrijven en een cursus volgen om mijn carrière-switch te ondersteunen: voortaan zou ik andere mensen helpen met het verwerken van hun verlies. Verlies kent vele vormen, er hoeft niet iemand per se dood te gaan. Er zijn voor anderen. Dat zijn zo’n beetje de belangrijkste woorden in mijn leven geworden: er zijn. Voor lotgenoten. Voor mijn kinderen. Hier. Nu. Ik ben niet langer bezig met morgen, overmorgen of volgende week – ja, je hebt gelijk: ik denk wel eens aan de ene moment, de dag waarop ik 55 jaar en één week oud zal zijn… Drie van mijn broers hebben die hobbel al genomen. Het lijkt wel alsof je je daarna nergens meer druk om hoeft te maken. Eamonn is een tijdje bang geweest dat ik ook dood zou gaan. Ik heb toen met hem afgesproken dat ik 93 jaar zou worden. Ik hoop dat het lukt. Ik ben gezond, ik loop hard, ik zorg goed voor mezelf. Aan mij zal het niet liggen.”
Lian Winnemuller | Apr 25,2018
Hoi Tim,
Vanochtend ontving ik de nieuwsbrief van Expertisecentrum Omgaan met verlies, waarin de vooraankondiging van het congres 14 december as. Lees dat Tim Overdiek dan dagvoorzitter is. Ik vraag me af of het die Tim is die vaker representant bij Gwen is. En ja hoor. Ik kom op je website terecht, welke ik met interesse doorloop. En kom uit bij de 10 geboden. Ik ben er stil van, van je verhaal en van je eerlijkheid, waarvoor ik een diepe buiging maak. Dankjewel voor het delen.
Hartelijke groeten en graag tot ziens bij Gwen.
Lian
timoverdiek | May 8,2018
Hey Lian,
Yep, that’s me 🙂
Dank voor je lieve woorden. En tot ziens in Utrecht.