We kennen elkaar van haver tot gort, en toch ook weer niet. We weten precies wat de een gaat doen na net dat ene biertje te veel. We zijn het soms zwaar met elkaar oneens, en toch lachen we de geschillen weg. Bij elkaar in de buurt voelen we ons echte mannen, en laten ons daarmee niet per se echt zien.
Dertig jaar zien we elkaar met regelmaat. Het begon in onze studententijd. Elke vrijdagmiddag om een uur of vier kwamen we samen in een Tilburgse kroeg. Het kon twee kanten opgaan. Of we hielden het na shoarma om een uur of zeven voor gezien. Of we haalden de nacht door. Meestal gebeurde het laatste.
Totdat er vriendinnen bijkwamen. We gingen samenwonen. Er werd getrouwd, er kwamen kinderen. De vriendschap leed er niet onder. Vrouwen waren immers welkom, nou ja min of meer. Bijeenkomsten werden minder frequent maar wel hechter. We gingen weekendjes weg, logeerden in boerderijen waar ook het kroost zich kon vermaken. En dronken vrolijk door. Ook, en vooral, toen de eerste vriend scheidde.
Meer krassen volgden. Een vriend haakte af, er kwam er eentje bij. Vrouwen verdwenen, nieuwe vrouwen en kinderen volgden. Er ging een partner dood, zoals ook een voor een de oude vaders en moeders van de vrienden stierven. Wij bleven elkaar zien, de vriendschap bleek onverwoestbaar. En ja, de club heeft een naam: ’t Hangend Lid. Als we dronken zijn, zingen we ook ons clublied. Over ene Trees Naaijkens.
Inmiddels de vijftig gepasseerd, met kinderen die of de deur uit zijn of hoofdschuddend naar hun ouweheer kijken, zijn we terug waar we begonnen. De mannen alleen. We gaan onnodig sportief doen in de Ardennen, we veinzen culturele nieuwsgierigheid in Antwerpen. Als er maar Belgische biertjes in de buurt zijn om onze mannenvriendschap telkens weer te bevestigen.
Onlangs waren we een lang weekend in Dublin om te vieren dat we elkaar al dertig jaar door dik en dun steunen. Ter voorbereiding, vier eet- en drinkavonden in Breda, ontstond de behoefte aan diepgang. Voor mannen is ‘diepgang’ multi-interpretabel. Het kwam er in ieder geval op neer dat we behalve Guinness en Jameson ook de stand van ons leven wilden opmaken.
Waar we 25 jaar geleden het thema ‘vrouw’ in een Centerparcs-bungalow onderzochten, maakten we nu een avondje vrij voor het thema ‘vaderschap’. Een van de acht mannen had zijn bedenkingen. Hij was geen vader. Maar hij heeft er wel eentje. Sterker, van de hele groep was hij de enige wiens vader nog leeft. Wat een geluk.
Ik mocht de avond begeleiden, en liet iedereen (mezelf incluis) een korte brief schrijven aan zijn vader. Het leidde tot bijzondere ontboezemingen, waaruit bleek dat mannen elkaar soms heel goed denken te kennen maar dat er nog vele verhalen met nog veel meer emoties volstrekt onbekend blijken te zijn. Wat werd gedeeld in Dublin, blijft in Dublin. Met dank trouwens aan die tweede fles whiskey.
Onze mannenclub gaat nog wel een jaartje of dertig door, hebben we besloten. De komende tijd weer op de oude, vertrouwde wijze, met veel anekdotes, goede catering en behapbare activiteiten. Want je moet er niet aan denken dat je elke bijeenkomst ‘een stukje diepgang’ moet organiseren. Dat doen die vrouwen maar.