Met spectaculaire tegenzin begon ik aan After Life. Ricky Gervais speelt een journalist die zijn vrouw verliest. Het enige dat hem van zelfmoord houdt is de liefde van en voor zijn hond. Hier had ik helemaal geen trek in.
Ik was namelijk zelf ooit een journalist. Toen ging mijn vrouw dood. En ik had op dat moment ook een hond die me in het diepste verdriet liefdevol in mijn ogen bleef kijken. In de eerste aflevering van After Life zag ik een weduwnaar die nergens meer zin in heeft en die de wereld dat met schofterige bitterheid laat weten.
Ik ergerde me kapot aan Tony. Wat een lul. Wat een slapjanus. Wat een weerstand tegen de dood. Duh, het hoort bij het leven. Bovendien, zijn Lisa was de liefde van zijn leven geweest, en had nota bene prachtige videoboodschappen voor hem achtergelaten. Dat afscheid was mij nooit vergund geweest. Gervais, ik haat je, dacht ik na de eerste aflevering.
Dat dacht ik ook na de tweede, en zelfs de derde aflevering. Ik kreeg genoeg van die verbitterde, rouw ontwijkende, emo-masochist. Ja, hij zoekt hulp bij een therapeut. Tadaa, weer zo’n irritante overeenkomst. Ik ben nu zelf therapeut. De Netflix-rouwbegeleider bakt er niks van, en dat was best grappig. Het enige moment dat ik kon lachen.
Die kleine grijns was genoeg om de resterende drie afleveringen te kijken. Ik ben een mateloze bewonderaar van Ricky Gervais. Als ik een beetje humeurig ben, laat ik me graag door zijn aanstekelijke lach in een vrolijke bui trekken. After Life deed iets heel anders met me. Als kijkende lotgenoot wilde ik Tony zo graag helpen, zoals iedereen in zijn dorp dat probeerde.
Dat het vanaf de bank niet lukte, frustreerde me mateloos. Ik betrapte me erop dat ik hem stiekem tips probeerde te geven. Een aai over de bol. Een trap tegen zijn kont. Een lief compliment, een scherpe opmerking. Maar ja, toen realiseerde ik me plotseling dat ik tegen het scherm zat te praten. En kwam het besef dat After Life simpelweg briljante televisie is.
We zijn namelijk allemaal een beetje Tony. We hebben allemaal wel een verlies geleden, en op een of andere manier herkennen we in dat rouwproces de verslagenheid, de boosheid, de verbittering, de depressie en de frustratie voordat we het leven weer een heel klein beetje beginnen op te pikken. Ricky Gervais kruipt als komiek in de huid van Pierrot. Geen lach, louter een traan.
Die traan was een seconde zichtbaar, in de laatste aflevering als Tony tegenover een fulminerende zwager laat zien hoe moeilijk hij het werkelijk heeft achter zijn masker van cynisme. Ik herkende het en vond het prachtig. Ook al ben en blijf ik stinkend jaloers op Tony dat hij een afscheidsvideo heeft van zijn gestorven vrouw. Fuck you, Tony! I love you!
Contact: Tim.Overdiek@gmail.com / 06 23 27 55 34
Tim versus Rotpuber: 0-1. Zo voelt het rond het middaguur, als ik de confrontatie aanga met een tiener op zijn scooter. Ik krijg van hem een stomp op mijn borst omdat ik niet snel genoeg aan de kant ga.
Met een volle boodschappentas over de schouder verlaat ik de supermarkt. Voor de ingang een lange rij scholieren die vanwege de drukte een voor een na binnen mogen. Een moeder met twee kindjes schiet voor me langs waarna ik een oude dame met rollator passeer.
Een scooter nadert op de stoep. Bestuurder heeft oortjes in, achterop een leeftijdgenoot. Jaartje of zeventien. Ik stop, hij ook. We kijken elkaar in de ogen. “Je mag hier niet over de stoep”, zeg ik. Hij antwoordt: “Mag ik er even langs?”
“Nee”, zeg ik.
Op dit moment realiseer ik me dat in mij een potentieel zure, ouwe man schuilt die er een hobby van maakt om opgeschoten knapen op te jagen. Het type buurman dat de verdwaalde voetbal in zijn tuin kapotsnijdt. Dat wil ik niet zijn, en dat ben ik ook niet. Dit is een simpel verkeersdingetje. Hij zit fout.
“Je mag hier niet met je scooter rijden. Kijk hoe druk het is”, herhaal ik.
“Laat me er langs”, herhaalt hij.
Ik blijf staan. Drie seconden duurt de impasse. Dan stompt hij me op de borst. Zijn passagier stapt af, en ik voel me geïntimideerd. Om me heen zie ik plotseling tientallen jongeren toekijken. Een straatincident! Een duidelijk gevalletje mannelijke groepsdruk met als inzet: Wie gaat hier winnen? De vijftiger of de tiener?
Ik ben verbouwereerd over zijn vuist. Het doet geen pijn, maar de klap komt wel aan. Ik stap naar achter, hij rijdt door en parkeert zijn scooter. Ik overweeg hem achterna te lopen, het kenteken te noteren, een foto van hem te maken. Moet ik hem een dreun tegen de neus verkopen? De politie bellen?
Ik loop weg. Hier heb ik geen zin in. Het beeld van de zure, ouwe man komt op. Laat gaan, Tim, dit is de energie niet waard. Twee straten verderop voel ik dat hier niks van klopt. Ik ben geslagen, ik ben vernederd, ik ben afgeserveerd als kwetsbare burger.
“Ach, gewoon een kutpuber”, zegt mijn zoon. Is dat zo? Pas de volgende dag weet ik het antwoord. Ik had graag even met de jongen gepraat. Even elkaar begrijpen. Maar ja, de reactiesnelheid van deze ouwe man beloopt tegenwoordig een etmaal.
Contact: Tim.Overdiek@gmail.com / 06 23 27 55 34
Wie maakt me los, mensen? Op mijn zolder wacht een voorraadje op lezers van het boek dat ik nooit heb willen schrijven. Tranen van Liefde is sinds deze week officieel uitverkocht. Tienduizend stuks over de toonbank (maar psst, ik heb nog wat doosjes).
Het is me wat, het leven van een boek. De ontkieming van een idee, de zwangerschap van het schrijfproces, de lancering als geboorte, de oohs en aahs bij het vasthouden van ‘het kind’, de tweede, derde en vierde druk als uitbreiding van het gezin. En na een kort leven de verbanning naar de ramsj, het liefdevolle hospice van de literatuur.
Het overkwam Tranen van Liefde, mijn dagboek over het jaar na de dood van mijn vrouw Jennifer, moeder van onze twee kinderen. Het verscheen eind 2010 bij Prometheus, omdat ik ooit had gelezen dat de (net als ik Brabantse) uitgever Mai vroeg zijn moeder had verloren. Daar hoorde het boek thuis, en ik werd er warm ontvangen.
Als een strenge doch rechtvaardige vader (en ook dat ben ik) besloot baas Spijkers om de haperende vierde druk te dumpen bij opkoper Steven Sterk. Als die het niet had gewild, dan waren ruim drieduizend exemplaren door de papiervernietiger geslingerd. Ik kocht als de wiedeweerga een paar honderd van mijn kindjes terug. Met het feit ik niet langer royalty’s ontving, kon ik leven. Life sucks.
Fast forward naar eind 2017, toen ik de deuren van mijn praktijk opende en over mannen en verlies mocht praten bij Humberto Tan en in Dagblad Trouw. Tranen van Liefde ontwaakte uit een coma (het kan dus wel), en bij Ramsj.nl zagen ze hun verstoffende voorraad beetje bij beetje slinken. Afgelopen week meldde bol.com dat het boek alleen nog tweedehands verkrijgbaar is.
Ik belde met Steven Sterk. Ja, ze waren op. Dat vervulde me met trots, maar ook met een beetje droefenis. Als schrijver wil je dat je boek tot in eeuwigheid verkrijgbaar blijft. En mijn zoldermagazijn zal ook leegraken, merkte ik. De afgelopen dagen zomaar vijf bestellingen. Een tientje voor mijn gesigneerde boek, plus verzendkosten. Stuur me maar een mail met je gegevens: tim.overdiek@gmail.com.
Tranen, zolang de voorraad strekt. (En bij In de Wolken hebben ze kennelijk ook nog wat doosjes.)
Inmiddels ben ik met collega-therapeut Wim van Lent bezig aan een boek over het thema Mannen en Verlies. We interviewen bekende Nederlandse mannen over hun verliesverhaal en duiken in de materie met voorbeelden en bijbehorende uitleg. We zijn goed op streek, dus een nieuw ‘kindje’ is in de maak. Ergens in het najaar zijn we uitgeteld.
Ik vind bovendien vast wel een manier om ook Tranen van Liefde nieuw leven in te blazen. Het was door de dood van mijn geliefde misschien een ongewenste bevruchting. Het weerspannige leven van dit boek maakte me door de vele reacties in de voorbije jaren ook duidelijk dat rouw door mannen zijn eigen wegen kent. Een levensles waar ik dankbaar voor ben.
Contact: Tim.Overdiek@gmail.com / 06 23 27 55 34