Ik ben een brave jongen, maar wel eentje met gezond verstand. Regels volg ik keurig op, tenzij het echt nergens op slaat. Dus heb ik op enig moment iemand uit de risicogroep… Nou ja, dat komt later.
Eerst de vrijdagavond. Naar de film. La Vérité met mijn lief, in Rialto waar vijftien stelletjes verspreid in de zaal zaten. Wat hadden we te doen met het oudere paar dat als laatste binnenkwam en helemaal vooraan moest zitten met zoveel lege stoelen achter zich. Omdat wij hand in hand achteraan zaten, mochten we de zaal als eerste verlaten.
Het was nog licht na de vroege avondvoorstelling. Drankje doen? Iets te fris voor een terras. Pech bij diverse etablissementen waar alle tafeltjes bezet waren. Zonder reservering maar met een glimlach dan maar binnenschuifelen bij een volkskroeg waar de kastelein ons aan het hoekje van de bar liet staan. Niet verder vertellen, okay?
Een overweldigende ervaring, na ruim drie maanden vertier in eigen huis en ontspanning op afstand in het park. De muziek stond (te) hard, mensen spraken (te) luid. Het bier smaakte goed, maar ik bleef met grote ogen om me heen kijken. Ik was simpelweg vergeten hoe het was. Echt op mijn gemak voelde ik me (nog) niet.
Zeker toen een vaste klant met veel omhaal binnenviel. De grapjurk gaf elke klant een elleboog en omhelsde vervolgens de kastelein. Ik voelde me wat ongemakkelijk worden. Maar het bier smaakte goed. Andere bezoekers verlieten hun tafeltje, vlak achter ons ontstond een reünie. Oude tijden herleefden in het nieuwe normaal.
Nog maar even niet. We slenterden door een leeg Sarphatipark. Stilte, natuur, stadgenoten in hun eigen bubbeltje. Dat voelde vertrouwd.
Waar maakte ik me eigenlijk druk om? In maart heb ik nota bene corona gehad, bevestigde een test op antistoffen in mijn bloed eerder in de week. Goed nieuws, dus als brave jongen hoef ik er alleen maar voor te zorgen dat ik mijn handen was, afstand hou en bij voorkeur geen al te drukke plekken opzoek. Het biertje was er nu nog eentje te veel.
Deze herwonnen vrijheid in het uitgaansleven gaf me zaterdagmiddag een licht schuldgevoel op weg naar mijn moeder. Ze is 88 jaar, kerngezond en zit sinds half maart opgesloten in haar verzorgingshuis Sint Jozefoord in Nuland. Niets dan lof voor de zorgvuldigheid en toewijding van het personeel. Maar mijn hemel, wat is het zwaar voor haar.
We belden elke dag. Begin mei opende het Praathuys waar we twintig minuten konden kletsen met plexiglas als beschermende tussenlaag. Nu mag één vaste bezoeker twee keer per week een uurtje op bezoek. Dat ben ik. De regels volg ik braaf. Handen ontsmetten, mondkapje voor en anderhalve meter afstand. Gemakkelijk te doen voor ons gezond verstand.
Deze zaterdag was ik er voor de vierde keer. We gingen een ommetje maken in de bosrijke tuin. Even frisse lucht, een vrij gevoel ondanks het onverbiddelijke hek waar alleen ik en niet zij doorheen mag. Op een bankje genoten we even van de gezamenlijke stilte. Het uur was om. Ik sprong op, zij ook, iets te snel. Ze wankelde. En toen stak ze haar hand uit.
Tim.Overdiek@gmail.com / 06 23 27 55 34
Ik hoorde over zijn dood en moest van schrik even gaan zitten. Zelf zou Marc de Hond onmiddellijk het volgende grapje hebben gemaakt: ‘Ik zou bij het nieuws van mijn eigen dood liever zijn gaan staan. Maar ja, die rolstoel, hè.’
Oneerbiedig? Ja. Maar Marc had vast iets veel en veel grappigers bedacht, gevolgd door een stilte om te kijken of de ongemakkelijke humor aansloeg. Als ik aan Marc denk, moet ik lachen. Hij had een geweldige humor. Ook met de dood wist hij wel raad.
‘De beste grappen hoor ik op begrafenissen’, kopte ik boven het gesprek dat ik met Marc voerde voor ons boek Als de man verliest. ‘Humor ten koste van jezelf werkt geweldig en dan ook nog eens vanuit het jodendom, helemaal om met nare dingen om te gaan. Dat zat in mijn opa en oma. Opa vertelde mopjes, maar oma was echt grappig. Dat zagen we tijdens de honderd dagen die zij nog leefde nadat haar man was overleden.’
In het boek, dat ik samen met Wim van Lent schreef, gaat het over verlies en de manier waarop mannen daar (anders dan vrouwen) mee omgaan. De stapel tegenslag was groot in de 42 jaar dat Marc de Hond heeft geleefd. Hij verloor zijn moeder op 3-jarige leeftijd, kwam door een dwarslaesie in een rolstoel, en raakte internet-miljoenen kwijt.
Het grootste verlies in zijn ogen was de vechtscheiding van zijn vader Maurice en zijn tweede moeder, en de vroege dood van zijn halfbroertje. In 2018 kreeg hij blaaskanker. ‘Mensen zeggen, blijf positief want dat ben je’, vertelde hij me. ‘Dat klopt, maar de begraafplaats ligt vol met positieve mensen. Ik ben dus ook realistisch.’
Vanuit dat realisme ging hij de afgelopen tijd in een versnelling. De theatertour werd een veelzijdig marathon-interview waarin hij over het leven sprak. Hij trouwde met Remona, moeder van hun kleine kinderen Livia en James. Elke aflevering werd opgenomen. Een tastbare nalatenschap, want van zijn eigen moeder Jasmin die dertig jaar oud werd, kon hij zich weinig herinneren.
‘Ik weet niet meer hoe zij als moeder voor mij was’, vertelt Marc in Als de man verliest. ‘Dat is te lang geleden. Dat zij is gestorven, vond ik vooral zielig voor haar, niet per se voor mij. Er is een bandopname, waarop me wordt verteld dat mama weg zou gaan. Dan vraag ik, kan ik niet met haar mee? Nee, dat kan niet. Op mijn dertiende heb ik dat teruggeluisterd en toen vond ik het vooral verdrietig voor haar. Niet voor mij.’
Als man, die als kind zijn vader verloor en later zijn partner, heb ik grenzeloze bewondering voor de manier waarop Marc de Hond met alle tegenslag is omgegaan en vol in het leven heeft gestaan (of gezeten). Respect ook voor de manier waarop hij zijn wortels eerde. Livia’s tweede naam is Jasmin, naar zijn moeder. James’ tweede naam is Lion, naar zijn overleden broertje.
Marc zelf is vernoemd naar de broer van zijn opa, die voor de oorlog was getrouwd met zijn oma. Mark de Hond stierf in Auschwitz, net als de eerste vrouw van opa Sam. ‘Een grote familie, allemaal dood. Mijn opa en oma zijn vrijwel alleen teruggekomen en met elkaar verder gegaan. Het feit dat zij geen verbitterde, maar juist optimistische en warme mensen waren, is het grote voorbeeld geweest in mijn leven.’
Tijdens ons gesprek belde vader Maurice een paar keer. Telkens werd hij weggedrukt. ‘Hij belt de hele dag door.’ Ook dat is nu verloren. Wrange troost wellicht, maar toch, de laatste woorden van Marc voor Maurice: ‘Ik zie de humor in mijn vader. De beste grappen heb ik gehoord op begrafenissen. Niks is bijzonderder dan met mijn vader en broertje in een volgauto te zitten. Dan kun je echt lachen.’
Tim.Overdiek@gmail.com / 06 23 27 55 34