Als ik goed naar mezelf luister, dan hoor ik toch weer iets nieuws in mijn al zo vaak vertelde verhaal. Vooral in de zwijgzame momenten van het gesprek. Om door te kunnen, ook negen jaar later, moet je soms even stilstaan, al is het maar een paar seconden.
Eigenlijk had ik helemaal geen zin in De Kist, het tv-programma van de EO waarin de presentator in een klein Fiatje met een doodskist op het dak je straat komt binnenrijden voor een fijn gesprek over de zin van leven en dood. Al drie keer eerder had ik nee gezegd. Mij te luguber, die kist in huis.
Stelletje vrolijke volhouders, daar bij de EO. Het lijken wel zaterdagse Jehova-getuigen. Afgelopen najaar belde Jikke, oud-collega van de NOS en tijdelijk werkzaam bij de redactie van De Kist. Probeer jij het nog maar eens, hadden ze vast tegen haar gezegd. Wie weet? Omdat mijn beide jongens het nest waren uitgevlogen, dacht ik: waarom ook niet?
Dus mocht de kist mee naar binnen, de trap op, het hoekje om naar de woonkamer en zat ik tegenover Kefah Allush met om me heen drie camera’s, een zootje lampen en buiten beeld een achthoofdige crew. Een intiem gesprek, en dat was het. Van man tot man spraken we over de liefde, de dood, vaderschap, mannelijkheid, mijn werk als therapeut.
Klik hier om de uitzending terug te kijken:
Ik zeg vaker nee dan ja tegen interview-aanvragen. Het is goed om te waken voor het uitwringen van je verliesverhaal. Het moet niet weer een riedeltje worden. Op het moment dat je jezelf gekunsteld of te ingestudeerd hoort praten over de meest intieme details van het leven, moet je wegwezen. Dan is het ‘niet echt’ meer. Dan wordt het een trucje.
De waarlijke kunst van het interviewen kent Kefah Allush als de beste. Hij zette me aan het denken over dingen waarvan ik dacht dat ik ze allang had doordacht. Hij deed dat vanuit betrokkenheid, vanuit verwondering. Precies wat ik als therapeut met mijn cliënten probeer te doen. Het gaat om de ontmoeting. Daaruit ontstaat verbinding.
Kefah, bedankt voor een mooie ontmoeting.
Ik ontdekte meer over mezelf. Hoe ik denk over de hemel. Die bestaat niet, maar er is wel “een andere kant”. Of ik een andere vader was geworden? “Liever was ik een betere partner geweest.” Welke rol de dood in mijn leven had. “Als je de dood ontkent, ontken je het leven.” Over mijn dood. “Elke dag denk ik er wel even aan.”
Het gesprek in De Kist verwerd daarmee een innerlijke scherprechter. Klopte het wel wat ik zei? Dacht ik een tijdje terug niet heel iets anders? Waar haal ik die wijsheid vandaan? Allemaal vragen die gesteld moeten blijven worden. En die elke keer een nieuw inzicht mogen opleveren.
Het leven draait om blijven ontdekken, blijven leren, je blijven ontwikkelen, blijven ontmoeten, blijven verbinden. Wie het definitief denkt te weten, is eigenlijk al een beetje gestorven. En zeg nou zelf, wie heeft daar nou zin in?
Ik koester mijn woede. Soms zoek ik hem zelfs even op, twee straten verderop. Dan ben ik op de plek waar mijn vrouw is doodgereden, en voel ik meteen; ja ik ben nog steeds laaiend. Hartstikke laaiend.
Het levert allemaal niks op, en kost alleen maar energie. Maar soms is het gewoon even nodig, om stil te staan bij het zebrapad waar Jennifer tegen het asfalt werd gekwakt en nooit meer zou opstaan. Om de waanzin van de dood even te doorvoelen. Dat is dan de winst.
Daarna ga ik weer verder mijn leven. Vrolijk verder zelfs. En begrijp me niet verkeerd, de verantwoordelijke man die de 41-jarige moeder van onze kinderen uit het leven rukte hebben we allang geleden vergeven. We wensen hem het beste toe. Echt waar.
Toch komt de boosheid over het ongeluk bij vlagen om de hoek kijken. Heel eventjes maar, en realiseer ik me hoe diep de wonden zijn geslagen bij mij als nabestaande. Uiteenlopend van kleine steken tot irritant gekriebel. Als ik het weer voel, meestal op de meest onverwachte momenten, weet ik; verzorg de wond, Tim.
Het begon weer te jeuken toen ik deze week meedeed aan een grootschalig onderzoek naar de gevolgen voor nabestaanden van dodelijke verkeersongevallen. De universiteiten van Groningen en Utrecht en Stichting Centrum ’45 gaan de komende drie jaar bekijken hoe de hulp voor rouwende nabestaanden beter kan worden afgestemd.
Hier vind je meer info en kun je meedoen: Rouw na Verkeersongeval
Als lotgenoot en therapeut met verlies als specialisme ben ik gevraagd voor de begeleidingscommissie van de onderzoekers. Ruim negen jaar na onze persoonlijke tragedie kan ik er tamelijk afstandelijk en inhoudelijk over praten. Toch blijf je ook na al die tijd een gepijnigd slachtoffer. De naweeën blijven altijd met me meereizen.
Dat maakt het onderzoek zo belangrijk. Rouw is individueel en gebeurt op eigen tempo, dat weten we. Dat predik ik ook in mijn praktijk. Neem de tijd en doe het op je eigen manier – ik loop eventjes met je mee. De vragenlijst laat je stap voor stap nagaan in hoeverre je in je huidige leven nog last hebt van het ongeluk, ook al was je er niet zelf bij betrokken.
Voor mij was het een graadmeter. Tot mijn opluchting stelde ik vast dat ik het heel aardig doe. Geen hinderlijke onderbrekingen van mijn dagelijks leven. Ja, heel af en toe dus de boosheid die als een duveltje uit een doosje schiet. Sluipmoordenaars noem ik ze, altijd bereid om op een ongewenst tijdstip hoi te komen zeggen.
Hoe doe jij dat? Hoe ga jij om met de gevolgen van een verkeersongeluk waarbij een geliefde om het leven is gekomen? Ik hoor het graag, in de comments hieronder. De onderzoekers ook, dus doe de zelf-check op rouwnaverkeersongeval.nl, waarmee je toekomstige lotgenoten een steuntje in de rug zult geven.
“Geef mij eens zo’n snuifding”, commandeert de man. Hij wijst naar de zakdoekjes, die in een hoek van mijn praktijk onopvallend staan te zijn. Grijnzend geef ik het ‘snuifding’ aan mijn betraande cliënt. Zo doen we dat hier.
Als je me vraagt wat het verschil is tussen mannelijke en vrouwelijke cliënten, dan heb ik aan één woord voldoende: zakdoekjes. Bij vrouwen zet ik ze klaar, bij mannen houd ik ze achter de hand. Tranen zijn van harte welkom, begrijp me niet verkeerd, maar het is voor mannen toch best een dingetje.
Een andere cliënt beet me eens pissig toe dat ik “erop uit was om hem aan het huilen te maken”. Zijn tranen kwamen op het moment dat hij zich in een familie-opstelling plotseling realiseerde hoezeer hij ten diepste verlangde naar zijn afwezige vader. Dat was een openbaring, vond hij, maar dat gejank erbij was niet de bedoeling.
Verman je. Wees sterk. Echte mannen huilen niet. Tranen zijn een uiting van zwakte. We kennen ze wel, die traditionele opvattingen van mannelijkheid. Wat er ook gebeurt, je laat niks merken. Sla desnoods van je af, sta je mannetje, toon je kloten. Kortom, wees een echte vent.
Gelukkig is het 2019, tijd voor de toekomst, en dus kopt De Standaard deze week: Wees een vent, en huil.
De Belgische krant plaatst die oproep op basis van een nieuwe richtlijn van de American Psychological Association (APA). Na veertig jaar onderzoek onder psychologen en hun mannelijke patiënten is de conclusie helder. “Traditionele mannelijkheid, gekenmerkt door stoïcisme, competitiviteit, dominantie en agressie, is schadelijk.”
Als je opgevoed bent met de overtuiging dat het gevaarlijk is om je kwetsbaar op te stellen, dan ben je sneller geneigd om mentale problemen te negeren of te ontkennen. Hulp vragen is dan moeilijk. Hoe zwaarder de tegenslag, vooral bij ingrijpend verlies, hoe groter het isolement. Om die reden pleegt de man ook vaker suïcide dan de vrouw.
Soms zie ik de tranen niet. Dan vertelt een mannelijke cliënt met een geruststellende glimlach op zijn gezicht over de enorme worsteling die hij doormaakt. Er gaat pas een belletje rinkelen als hij maar blijft praten. En glimlachen. En praten. En glimlachen. Op enig moment valt hij stil, en dan zeg ik niks. Heel venijnig is dan mijn zwijgen.
In die stilte gebeuren meestal de mooiste dingen.
Daarna loop ik onopvallend naar het hoekje van mijn praktijkruimte en zet ik het doosje ‘met van die snuifdingen’ naast de man op de vensterbank. Ook dan blijven de zakdoekjes niet zelden ongebruikt. Ik zie het door de vingers. Een echte vent gebruikt zijn mouw.
Mijn eigen vrouw heb ik vaak genoeg ‘nee’ verkocht, maar bij Petra liet ik dat wel uit mijn hoofd. Als zij belde, dan was het eerst om even gezellig bij te praten maar al snel kwam ze ter zake. Petra de weduwe had weer eens ergens Tim de weduwnaar voor nodig. “Ja, is goed.”
“Ik heb haar altijd vreselijk verwend”, zegt grandma. Ik knik en houd haar hand vast. Ze valt in slaap. Vijf minuten later opent ze haar ogen. Ze glimlacht. Moeizaam komen de woorden. Ze geeft het op en kijkt me aan. Zwijgend wrijf ik over haar arm. Mijn schoonmoeder heeft geen idee dat we afscheid komen nemen.
…dan kunnen we wel opdoeken. We zijn toch al aardig op weg om de planeet onleefbaar te maken. Maar als de mens voor die tijd ophoudt met compassie te tonen, dan houdt het voor Moeder Aarde snel op. Jeetje Tim, waarom zo sentimenteel?
Zoon George ginnegapt over vader George. Het is de enige manier om zich aan het eind van de eulogie een korte, maar hevige snik te veroorloven. “Een groots en nobel man, de beste vader die een kind zich kon wensen.” De lach en de traan smelten ineen. Hoe ontroerend.
En toen kwamen de felicitaties. De digitale ceremoniemeester van LinkedIn en Facebook had jullie erop gewezen dat Tim Overdiek Counseling precies een jaar bestond. Dus feliciteer Tim, was het bevel. Jeetje, dacht ik. Een jaar. Het verwarde me.
Vier mannen, zeventien vrouwen. “Wie van jullie is hier vrijwillig”, vraag ik aan de mannen. “Ik ben meegesleurd”, grijnst er eentje. De toon is gezet voor een gezellige zondagsbabbel over leven en dood.
Met een boek op schoot begin ik aan Duitsland-Nederland. Als het niks wordt, kan ik altijd gaan lezen en met een half oog de wedstrijd in de gaten houden. In de negende minuut is het raak voor Duitsland. Okay dan, ik open Maak je Comeback van Hans van Breukelen.